TEAM SKY
TrekvogelsWie zijn die V-vliegers
Kijk vandaag omhoog en er vliegt geheid een V-formatie voorbij. De vogeltrek bereikt halfweg oktober zijn hoogtepunt, maar wie zijn die V-vliegers? Hoe herken je ze? En wat hebben ze te maken met een wielerpeloton? (CHRIS SNICK / ERWIN VAN DER KOLK / BART DE NEVE)Waarom vliegen ze in die specifieke V-formatie? ‘Om kracht te sparen’, zegt Koen Leysen van Natuurpunt. ‘Vogels die in zo’n formatie vliegen, verbruiken 12 procent minder energie. Dat komt omdat ze minder weerstand ondervinden door achter een andere te vliegen. Vergelijk het met een wieletjeszuiger in het wielrennen. Ze positioneren er zich ook schuin achter omdat net op die plaats door de vleugelslagen van de voorganger een opwaartse druk ontstaat. Ze stellen de positie en timing van hun vleugelslagen minutieus af op die van de vogel op kop. Ze doen dat om zo veel mogelijk aerodynamisch voordeel te halen. Doorgaans vliegen de oudste vogels op kop omdat zij het meest ervaring hebben en ook ‘de weg’ kennen. Nu en dan wisselen ze wel af. Een V-formatie bestaat uit minstens drie vogels, maar kan ook honderden exemplaren tellen.’
Wie doet het niet?‘In een V vliegen heeft enkel zin voor grote vogels, je moet een zeker volume hebben om er profijt uit te halen’, zegt Koen Leysen. ‘Voor een vink of een zwaluw haalt dat dus niets uit.’ Toch doet niet elke grote vogel een beroep op de V. ‘De ooievaar bijvoorbeeld, die qua bouw wel lijkt op de kraanvogel. Die kraanvogel trekt in een V, de ooievaar doet het maar nu en dan. Zij maken vaker gebruik van thermiek: het stijgen van warme lucht. Waarschijnlijk omdat de kracht en uithouding van een kraanvogel toch iets beter is. Vliegen in V kost meer moeite dan je laten meedrijven met thermiek. Het nadeel van thermiek is wel dat die er enkel overdag is, ’s nachts moeten ze dus halt houden. Kraanvogels kunnen wél een nachtje doortrekken en zo meer afstand afleggen.’
Zijn het allemaal trekvogels?‘In de volksmond is elke gans die in een V vliegt, een vriesgans’, zegt Koen Leysen. ‘Eén die op de vlucht is voor de extreme kou en hier ook de winter inluidt. Tot de jaren 80 klopte dat ook. Maar de voorbije decennia zijn almaar meer ganzen hier tijdens de rest van het jaar blijven hangen. Daarnaast kregen ze ook nog het gezelschap van exoten zoals de Canadese gans. Op die manier is niet elke gans nog een trekvogel, laat staan een ‘vriesgans’. Waarom we ze dan nu vaker in V zien voorbijvliegen dan tijdens de zomer? Buiten het broedseizoen slapen ze in grote groepen. ’s Morgens vertrekken ze in groep én in V richting hun voedselgebied. Doorgaans vliegen ze dan ook redelijk laag, wat mooie plaatjes oplevert. ’s Avonds zie je hetzelfde tafereel wanneer ze terug richting slaapplaats vliegen.’
Aalscholver
Blijver/aankomer/ passant
• Lengte: 80-100 cm
• Spanwijdte: 130-160 cm
• Kenmerken: grote donkere vogel. Vliegt af en toe in V, onderbroken door een korte glijvlucht. Dat is het grootste verschil met ganzen. Die blijven slaan met de vleugels.
• Route: een deel blijft het hele jaar hier, maar er zijn er ook die van Scandinavië of Nederland naar hier komen. En dan zijn er ook nog die een stukje verder richting Frankrijk trekken.
Brandgans
Aankomer
• Lengte: 58-70 cm
• Spanwijdte: 120-42 cm
• Kenmerken: makkelijk te herkennen. De voorkant van de kop is geelachtig wit, de achterzijde zwart, net zoals de nek en bovenborst. De buik is dan weer grijswit met grijze banden. Vliegen eerder traag.
• Route: komen van het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, maar sinds kort zijn er ook exemplaren die hier broeden en het jaar rond blijven.
Kleine rietgans
Aankomer
• Lengte: 64-76 cm
• Spanwijdte: 137-161 cm
• Kenmerken: zeer korte driehoekige zwarte snavel met een roze bandje. De poten zijn roze en de ronde kop en kortere hals zijn donker met een abrupte overgang naar de geelbruine borst. Tijdens de vlucht zie je een opvallende blauwgrijze voorvleugel en de staart heeft een brede witte eindrand.
• Route: komen uit Oost-Groenland, IJsland en Spitsbergen. Overwinteren hier van oktober tot januari en dan vooral in de polders.
Rotgans
Aankomer
• Lengte: 55-62 cm
• Spanwijdte: 105-117 cm
• Kenmerken: klein kopje en korte snavel. Donkere gans met witte plek in de nek. De vleugelslag is snel en deze gans is niet de flinkste van de klas wat betreft het mooi vormen van een V: hun formatie is duidelijk minder geordend.
• Route: komen uit Rusland en West-Siberië. Strijken in de wintermaanden wel enkel neer aan onze kust.
Lepelaar
Vertrekker
• Lengte: 80-93 cm
• Spanwijdte: 115-135 cm
• Kenmerken: lepelvormige bek.
• Route: de lepelaar is een zomergast, in Vlaanderen zijn er verscheidene broedparen, in Nederland nog veel meer. In september en oktober vertrekken ze naar hun winterverblijf langs de West-Afrikaanse kust. In februari kan u ze weer zien aankomen.
Kolgans
Aankomer
• Lengte: 64-78 cm
• Spanwijdte: 130-160 cm
• Kenmerken: middelgrote sierlijke gans. Volwassen vogels hebben donkere strepen op de buik. De poten zijn oranjerood en aan de snavelbasis is er bij de volwassen vogels een witte bles. Heeft lange vleugels en een snelle vleugelslag. De voorvleugel is dofgrijs.
• Route: komen uit Groenland en het noorden van Rusland. In november strijken ze hier neer, in maart vertrekken ze terug.
Knobbelzwaan
Blijver
• Lengte: 140-160 cm
• Spanwijdte: 200-240 cm
• Kenmerken: de zwaan die we kennen van in de parken. De vleugelslag heeft ook een opvallend geluid.
• Route: blijft het hele jaar hier.
Kleine zwaan
Aankomer
• Lengte: 115-127 cm
• Spanwijdte: 170-196 cm
• Kenmerken: kleiner dan de knobbel-zwaan. Geen knobbel op de snavel.
• Route: komen van de Russische toendra. Van september tot eind maart verblijven ze hier.
Toendrarietgans
Aankomer
• Lengte: 69-88 cm
• Spanwijdte: 140-174 cm
• Kenmerken: nogal donkere gans. De poten zijn oranje en de snavel is tweekleurig met een donkere basis en een deel van de punt is oranje. De onderkant van de vleugels zijn volledig donker en in de staart zit er weinig wit.
• Route: komen uit het noorden van Rusland. Komen hier pas overwinteren vanaf december, in februari zijn ze vaak weer ribbedebie.
Kraanvogel
Passant
• Lengte: 95-120 cm
• Spanwijdte: 180-200 cm
• Kenmerken: lijken in de vlucht op ooievaars, maar de trompetachtige roep van de kraanvogel kan je al van een kilometer afstand horen.
• Route: komen uit Scandinavië, al zijn er ook al broedparen in Nederland. Van eind oktober tot december trekken ze richting Zuid-Frankrijk of Extremadura (Spanje). Eind februari, begin maart, komen ze terug. De kans dat je ze ziet, is het grootst in de Oostkantons.
Grauwe Gans
Blijver
• Lengte: 74-84 cm
• Spanwijdte: 149-169 cm
• Kenmerken: grote en zware gans, licht bruingrijs van kleur, met roze poten. Herken je tijdens de vlucht aan de grote kop en snavel, brede stompe vleugels en een lichte blauwgrijze voorvleugel. Het is ook de enige ‘grijze’ gans.
• Route: komt hier het hele jaar voor, tijdens de winter wel in hogere aantallen.
Canadese gans
Blijver
• Lengte: 90-100 cm
• Spanwijdte: 160-175 cm
• Kenmerken: de grootste gans van de bende. Kop en hals zijn zwart, de kin en onderstreek wit en de borst bruin. Maakt een trompetgeluid dat telkens van lage naar hoge toonhoogte gaat.
• Route: exoot die hier het jaar rond in grote aantallen voorkomt.
Nijlgans
Blijver
• Lengte: 63-73 cm
• Spanwijdte: 134-154 cm
• Kenmerken: vaal grijsbruin gekleurd met roodbruine bovendelen. Ziet er wat uit als een eend en heeft een zeer typerende donkere vlek rond het oog. Tijdens de vlucht valt de witte onderkant van de vleugels op. Heeft ook roze lange poten.
• Route: exoot die hier het jaar rond verblijft.
Wilde zwaan
Aankomer
• Lengte: 140-165 cm
• Spanwijdte: 205-275 cm
• Kenmerken: heeft geen knobbel op de snavel, maar de snavel is wel opvallend geel en zwart. Is ook slanker en lichter dan de gekende knobbelzwaan. Jongere vogels zijn grijsbruin.
• Route: komt van Scandinavië en Rusland. Rond half oktober komen ze aan, half april vertrekken ze opnieuw.
Ooievaar
Blijver/vertrekker
• Lengte: 100-115 cm
• Spanwijdte: 180-218 cm
• Kenmerken: duidelijk te herkennen aan het zwart-witte verenkleed en de rode snavel. Vliegt doorgaans op thermiek, maar gebruikt ook wel eens de V. Als dat gebeurt, is die op grote hoogte niet altijd makkelijk te onderscheiden van de kraanvogel.
• Route: een deel over-wintert hier, maar grote aantallen trekken richting Afrika. De trek begint al eind augustus. Rond maart komen ze terug.
Eenden: de stiekeme V-vogels
‘Eenden vliegen ook vaak in kleine V-formaties’, zegt Koen Leysen van Natuurpunt. ‘Maar doorgaans doen ze dat veel onopvallender dan ganzen. Het gaat om kleine groepjes die hoog vliegen en niet veel roepen. Vaak passeren ze ook ’s nachts. Kortom: we merken daar niet zo veel van.’ Welke eenden hier naartoe komen in de winter? ‘De smient, pijlstaart, brilduiker, grote en middelste zaagbek, nonnetje, zwarte zee-eend, grote zee-eend of de eider. De zomertaling is dan weer - zoals de naam verraadt - een van onze zomergasten. Die vertrekt hier als het frisser wordt richting Afrika.’
TrekvogelsWie zijn die V-vliegers
TEAM SKYKijk vandaag omhoog en er vliegt geheid een V-formatie voorbij. De vogeltrek bereikt halfweg oktober zijn hoogtepunt, maar wie zijn die V-vliegers? Hoe herken je ze? En wat hebben ze te maken met een wielerpeloton?CHRIS SNICK / ERWIN VAN DER KOLK / BART DE NEVE
Waarom vliegen ze in die specifieke V-formatie? ‘Om kracht te sparen’, zegt Koen Leysen van Natuurpunt. ‘Vogels die in zo’n formatie vliegen, verbruiken 12 procent minder energie. Dat komt omdat ze minder weerstand ondervinden door achter een andere te vliegen. Vergelijk het met een wieletjeszuiger in het wielrennen. Ze positioneren er zich ook schuin achter omdat net op die plaats door de vleugelslagen van de voorganger een opwaartse druk ontstaat. Ze stellen de positie en timing van hun vleugelslagen minutieus af op die van de vogel op kop. Ze doen dat om zo veel mogelijk aerodynamisch voordeel te halen. Doorgaans vliegen de oudste vogels op kop omdat zij het meest ervaring hebben en ook ‘de weg’ kennen. Nu en dan wisselen ze wel af. Een V-formatie bestaat uit minstens drie vogels, maar kan ook honderden exemplaren tellen.’
Wie doet het niet?‘In een V vliegen heeft enkel zin voor grote vogels, je moet een zeker volume hebben om er profijt uit te halen’, zegt Koen Leysen. ‘Voor een vink of een zwaluw haalt dat dus niets uit.’ Toch doet niet elke grote vogel een beroep op de V. ‘De ooievaar bijvoorbeeld, die qua bouw wel lijkt op de kraanvogel. Die kraanvogel trekt in een V, de ooievaar doet het maar nu en dan. Zij maken vaker gebruik van thermiek: het stijgen van warme lucht. Waarschijnlijk omdat de kracht en uithouding van een kraanvogel toch iets beter is. Vliegen in V kost meer moeite dan je laten meedrijven met thermiek. Het nadeel van thermiek is wel dat die er enkel overdag is, ’s nachts moeten ze dus halt houden. Kraanvogels kunnen wél een nachtje doortrekken en zo meer afstand afleggen.’
Zijn het allemaal trekvogels?‘In de volksmond is elke gans die in een V vliegt, een vriesgans’, zegt Koen Leysen. ‘Eén die op de vlucht is voor de extreme kou en hier ook de winter inluidt. Tot de jaren 80 klopte dat ook. Maar de voorbije decennia zijn almaar meer ganzen hier tijdens de rest van het jaar blijven hangen. Daarnaast kregen ze ook nog het gezelschap van exoten zoals de Canadese gans. Op die manier is niet elke gans nog een trekvogel, laat staan een ‘vriesgans’. Waarom we ze dan nu vaker in V zien voorbijvliegen dan tijdens de zomer? Buiten het broedseizoen slapen ze in grote groepen. ’s Morgens vertrekken ze in groep én in V richting hun voedselgebied. Doorgaans vliegen ze dan ook redelijk laag, wat mooie plaatjes oplevert. ’s Avonds zie je hetzelfde tafereel wanneer ze terug richting slaapplaats vliegen.’
Aalscholver
Blijver/aankomer/ passant
• Lengte: 80-100 cm
• Spanwijdte: 130-160 cm
• Kenmerken: grote donkere vogel. Vliegt af en toe in V, onderbroken door een korte glijvlucht. Dat is het grootste verschil met ganzen. Die blijven slaan met de vleugels.
• Route: een deel blijft het hele jaar hier, maar er zijn er ook die van Scandinavië of Nederland naar hier komen. En dan zijn er ook nog die een stukje verder richting Frankrijk trekken.
Brandgans
Aankomer
• Lengte: 58-70 cm
• Spanwijdte: 120-42 cm
• Kenmerken: makkelijk te herkennen. De voorkant van de kop is geelachtig wit, de achterzijde zwart, net zoals de nek en bovenborst. De buik is dan weer grijswit met grijze banden. Vliegen eerder traag.
• Route: komen van het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan, maar sinds kort zijn er ook exemplaren die hier broeden en het jaar rond blijven.
Kleine rietgans
Aankomer
• Lengte: 64-76 cm
• Spanwijdte: 137-161 cm
• Kenmerken: zeer korte driehoekige zwarte snavel met een roze bandje. De poten zijn roze en de ronde kop en kortere hals zijn donker met een abrupte overgang naar de geelbruine borst. Tijdens de vlucht zie je een opvallende blauwgrijze voorvleugel en de staart heeft een brede witte eindrand.
• Route: komen uit Oost-Groenland, IJsland en Spitsbergen. Overwinteren hier van oktober tot januari en dan vooral in de polders.
Rotgans
Aankomer
• Lengte: 55-62 cm
• Spanwijdte: 105-117 cm
• Kenmerken: klein kopje en korte snavel. Donkere gans met witte plek in de nek. De vleugelslag is snel en deze gans is niet de flinkste van de klas wat betreft het mooi vormen van een V: hun formatie is duidelijk minder geordend.
• Route: komen uit Rusland en West-Siberië. Strijken in de wintermaanden wel enkel neer aan onze kust.
Lepelaar
Vertrekker
• Lengte: 80-93 cm
• Spanwijdte: 115-135 cm
• Kenmerken: lepelvormige bek.
• Route: de lepelaar is een zomergast, in Vlaanderen zijn er verscheidene broedparen, in Nederland nog veel meer. In september en oktober vertrekken ze naar hun winterverblijf langs de West-Afrikaanse kust. In februari kan u ze weer zien aankomen.
Kolgans
Aankomer
• Lengte: 64-78 cm
• Spanwijdte: 130-160 cm
• Kenmerken: middelgrote sierlijke gans. Volwassen vogels hebben donkere strepen op de buik. De poten zijn oranjerood en aan de snavelbasis is er bij de volwassen vogels een witte bles. Heeft lange vleugels en een snelle vleugelslag. De voorvleugel is dofgrijs.
• Route: komen uit Groenland en het noorden van Rusland. In november strijken ze hier neer, in maart vertrekken ze terug.
Knobbelzwaan
Blijver
• Lengte: 140-160 cm
• Spanwijdte: 200-240 cm
• Kenmerken: de zwaan die we kennen van in de parken. De vleugelslag heeft ook een opvallend geluid.
• Route: blijft het hele jaar hier.
Kleine zwaan
Aankomer
• Lengte: 115-127 cm
• Spanwijdte: 170-196 cm
• Kenmerken: kleiner dan de knobbel-zwaan. Geen knobbel op de snavel.
• Route: komen van de Russische toendra. Van september tot eind maart verblijven ze hier.
Toendrarietgans
Aankomer
• Lengte: 69-88 cm
• Spanwijdte: 140-174 cm
• Kenmerken: nogal donkere gans. De poten zijn oranje en de snavel is tweekleurig met een donkere basis en een deel van de punt is oranje. De onderkant van de vleugels zijn volledig donker en in de staart zit er weinig wit.
• Route: komen uit het noorden van Rusland. Komen hier pas overwinteren vanaf december, in februari zijn ze vaak weer ribbedebie.
Kraanvogel
Passant
• Lengte: 95-120 cm
• Spanwijdte: 180-200 cm
• Kenmerken: lijken in de vlucht op ooievaars, maar de trompetachtige roep van de kraanvogel kan je al van een kilometer afstand horen.
• Route: komen uit Scandinavië, al zijn er ook al broedparen in Nederland. Van eind oktober tot december trekken ze richting Zuid-Frankrijk of Extremadura (Spanje). Eind februari, begin maart, komen ze terug. De kans dat je ze ziet, is het grootst in de Oostkantons.
Grauwe Gans
Blijver
• Lengte: 74-84 cm
• Spanwijdte: 149-169 cm
• Kenmerken: grote en zware gans, licht bruingrijs van kleur, met roze poten. Herken je tijdens de vlucht aan de grote kop en snavel, brede stompe vleugels en een lichte blauwgrijze voorvleugel. Het is ook de enige ‘grijze’ gans.
• Route: komt hier het hele jaar voor, tijdens de winter wel in hogere aantallen.
Canadese gans
Blijver
• Lengte: 90-100 cm
• Spanwijdte: 160-175 cm
• Kenmerken: de grootste gans van de bende. Kop en hals zijn zwart, de kin en onderstreek wit en de borst bruin. Maakt een trompetgeluid dat telkens van lage naar hoge toonhoogte gaat.
• Route: exoot die hier het jaar rond in grote aantallen voorkomt.
Nijlgans
Blijver
• Lengte: 63-73 cm
• Spanwijdte: 134-154 cm
• Kenmerken: vaal grijsbruin gekleurd met roodbruine bovendelen. Ziet er wat uit als een eend en heeft een zeer typerende donkere vlek rond het oog. Tijdens de vlucht valt de witte onderkant van de vleugels op. Heeft ook roze lange poten.
• Route: exoot die hier het jaar rond verblijft.
Wilde zwaan
Aankomer
• Lengte: 140-165 cm
• Spanwijdte: 205-275 cm
• Kenmerken: heeft geen knobbel op de snavel, maar de snavel is wel opvallend geel en zwart. Is ook slanker en lichter dan de gekende knobbelzwaan. Jongere vogels zijn grijsbruin.
• Route: komt van Scandinavië en Rusland. Rond half oktober komen ze aan, half april vertrekken ze opnieuw.
Ooievaar
Blijver/vertrekker
• Lengte: 100-115 cm
• Spanwijdte: 180-218 cm
• Kenmerken: duidelijk te herkennen aan het zwart-witte verenkleed en de rode snavel. Vliegt doorgaans op thermiek, maar gebruikt ook wel eens de V. Als dat gebeurt, is die op grote hoogte niet altijd makkelijk te onderscheiden van de kraanvogel.
• Route: een deel over-wintert hier, maar grote aantallen trekken richting Afrika. De trek begint al eind augustus. Rond maart komen ze terug.
Eenden:
de stiekeme V-vogels
‘Eenden vliegen ook vaak in kleine V-formaties’, zegt Koen Leysen van Natuurpunt. ‘Maar doorgaans doen ze dat veel onopvallender dan ganzen. Het gaat om kleine groepjes die hoog vliegen en niet veel roepen. Vaak passeren ze ook ’s nachts. Kortom: we merken daar niet zo veel van.’ Welke eenden hier naartoe komen in de winter? ‘De smient, pijlstaart, brilduiker, grote en middelste zaagbek, nonnetje, zwarte zee-eend, grote zee-eend of de eider. De zomertaling is dan weer - zoals de naam verraadt - een van onze zomergasten. Die vertrekt hier als het frisser wordt richting Afrika.’